Vitamine K-antagonisten (VKA)

  • Vitamine K-antagonisten (ook wel cumarines genoemd) danken hun naam aan het feit dat ze hun werking uitoefenen via het onderbreken van de vitamine K-recycling in de lever. Door het onderbreken van die cyclus worden (indirect) o.a. de (vitamine K-afhankelijke) stollingsfactoren II, VII, IX en X geremd.

    In Nederland is acenocoumarol het meest voorgeschreven middel, daarnaast wordt ook behandeld met fenprocoumon. De keuze tussen acenocoumarol en fenprocoumon wordt bepaald door de voorschrijvend medisch specialist (of huisarts) en is mede afhankelijk van de gebruiken in de regio/het ziekenhuis en de ervaring en opleiding van de voorschrijver.

    Bij het gebruik van acenocoumarol en fenprocoumon is periodieke controle van de INR noodzakelijk. Deze controle en de begeleiding van de antistollingsbehandeling gebeurt in Nederland door de trombosedienst.

    Acenocoumarol en fenprocoumon hebben beiden voor- en nadelen: door de lange halfwaardetijd zijn patiënten die fenprocoumon gebruiken vaak iets stabieler ingesteld. Acenocoumarol patiënten schommelen iets meer qua antistolling vanwege de relatief korte halfwaardetijd. Echter het is gemakkelijker de INR te corrigeren of te verlagen bij een ingreep of onderzoek.

  • Indicaties en bijbehorende therapeutische range

    Lage intensiteit therapeutische range INR 2.0 - 3.0
    • Atriumfibrilleren (met of zonder embolie)
    • Mechanische aortaklepprothese, nieuwe generatie zonder risicofactor*
    • Veneuze trombo-embolie, incl. bij antifosfolipiden antistoffen
    • Recidief veneuze trombose-embolie optredend in periode zonder antistolling
    • Primaire en secundaire preventie veneuze trombo-embolie
    • Veneuze trombose overige locaties (mesenteriaal trombose, sinus trombose, vena porta trombose)
    • Cardiomyopathie + aneurysma cordis
    • Veneuze bypass
    • Pulmonale hypertensie
    Hoge intensiteit therapeutische range INR 2.5 - 3.5
    • Mechanische mitralis, tricuspidalis of pulmonalis hartklepprothese
    • Mechanische aortaklepprothese, nieuwe generatie met risicofactor*
    • Mechanische klepprothese, oude generatie, ongeacht positie
    • Recidief veneuze trombo-embolie onder adequaat ingestelde orale antistollingsbehandeling
    • Cardiomyopathie + atriale trombus

    *risicofactoren: vergroot linker atrium, (voorgeschiedenis van) systemische embolie, myocard infarct, lage ejectiefractie, atriumfibrilleren

    Factoren die het bloedingsrisico kunnen verhogen

    Wees alert op factoren die het bloedingsrisico kunnen verhogen en weeg het bloedingsrisico af tegen het tromboserisico!

    • (diabetische) retinopathie met name met neovascularisatie
    • Leverinsufficiëntie
    • Leverstuwing bij hartfalen
    • Ernstige nierinsufficiëntie (kreatinineklaring <30 ml/min.)
    • Onvoldoende gereguleerde hypertensie (m.n. risico op intracraniële bloeding)
    • Recente intracraniële bloeding (minder dan ±3 maanden geleden)
    • Recente (bloedende) laesies in de tractus digestivus (minder dan ±3 maanden geleden)
    • (bloedende) aandoeningen van de tractus respiratorius
    • (bloedende) aandoeningen van de tractus urogenitalis
    • Hematologische aandoeningen met verhoogde bloedingsneiging
    • Traumata, waaronder met name genoemd schedeltrauma
    • Het gebruik van NSAID's
    • Het gebruik van andere antitrombotica
    • Therapieontrouw
    • Alcoholisme
    • Hoge leeftijd
    • Sport met verhoogd bloedingsrisico

    Contra-indicatie

  • Acenocoumarol - kortwerkend: tabletten 1 mg, halfwaardetijd ca. 10 uur
    Fenprocoumon (Marcoumar®) - langwerkend: tabletten 3 mg, halfwaardetijd ca. 125 uur

    Startschema's acenocoumarol en fenprocoumon

    Afhankelijk van de leeftijd en het al dan niet aanwezig zijn van relatieve contra-indicaties

    • Acenocoumarol: 6-4-2 tabletten - controle INR
      (≥70 jaar of met verhoogd bloedingsrisico: 4-2-1 of 3-2-1 tabletten)
    • Fenprocoumon: 4-2-1 tabletten -  controle INR
      (≥70 jaar of met verhoogd bloedingsrisico: 3-1-½ of 2-1-½ tabletten)
    NB.
    • Als er bij de start van de VKA ook een LMWH wordt voorgeschreven, moet de LMWH minimaal 5 dagen subcutaan worden gespoten en deze mag pas worden gestaakt als de INR achtereenvolgens tweemaal boven de ondergrens van de therapeutische range ligt met een tussenperiode van minimaal 24 uur.
    • De Trombosedienst informeren bij het (her)starten en staken van VKA.
    • Het gebruik van een oplaaddosis is gecontra-indiceerd bij patiënten met een bekende proteïne C of S deficiëntie i.v.m. het risico op cumarine geïndiceerde huidnecrose.
    • Herstel van de stolling is na staken van acenocoumarol in het algemeen na 48 uur bereikt. Na het staken van fenprocoumon is dit langer i.v.m. de langere halfwaardetijd. Herstarten met 1.5x de normale dagdosering, indien INR >2.0 de LMWH stoppen.
    • Zie voor starten vitamine K-antagonisten en vervolgdoseringen ook 'De kunst van het doseren. Richtlijn, leidraad en informatie voor het doseren van vitamine K-antagonisten'.
    • Switchen van / naar DOAC
  • De mate van interactie en het versterkende of remmende effect van geneesmiddelen bij gelijktijdig gebruik van VKA wordt weergegeven door middel van pijltjes. Het aantal pijltjes varieert van één tot drie met toenemende interactie. Pijltjes omhoog betekent dat het effect van de VKA toeneemt door het interacterende geneesmiddel (de INR stijgt) en de pijltjes omlaag betekent dat het effect afneemt (de INR daalt).

    VKA geneesmiddeleninteracties
    Voorbeelden van geneesmiddelen met een versterkend effect
    VKA geneesmiddeleninteractie versterkend
    Voorbeelden van geneesmiddelen met een remmend effect
    VKA geneesmiddeleninteractie remmend
  • De belangrijkste complicatie bij het gebruik van vitamine K-antagonisten is het optreden van bloedingen. Voor de behandeling van bloedingscomplicaties zie Beleid bij bloedingen - Bij gebruik van VKA. Zie onderstaand voor het beleid bij doorgeschoten INR zonder manifeste bloeding.

    Overige complicaties van behandeling met vitamine K-antagonisten:

    • Cholesterolembolieën vanuit een gerupteerde atheromateuze arteriële plaque > Ischemische complicaties
    • Alopecia
    • Hepatitis
    • Ectopische calcificaties
    • Afname botdichtheid bij langdurig gebruik: controversieel
    • Huidnecrose: een zeldzame bijwerking, meestal kort na de start van de behandeling met name bij patiënten met een aangeboren proteïne C of S deficiëntie
    Bij verdenking op bovengenoemde complicaties:
    • Tijdens kantooruren: sein 4012 (vasculaire geneeskunde)
    • Buiten kantooruren: sein 4664 (dienstdoende sein interne geneeskunde)

    Voor meer informatie: Odin 029942
    Antistolling, bloedplaatjesremmers en trombolytica: beleid bij bloedingen

  • Beleid bij hoge PT-INR waarde zonder manifeste bloeding
    • INR boven de therapeutische range maar < 8.0: verlaag dosis of onderbreek de behandeling kortdurend met extra controle van de INR.
    • INR 8-10: onderbreek de behandeling, geef 2 mg Vitamine K per os (of iv indien orale toediening niet mogelijk is) en pas dosering aan met extra controle van de INR binnen 48 uur.
    • INR > 10: onderbreek de behandeling, geef 3-5 mg Vitamine K per os (of iv indien orale toediening niet mogelijk is), controle INR binnen 24 uur en pas dosering aan op geleide van vervolg INR waarden.

    Voor de behandeling van bloedingscomplicaties zie Beleid bij bloedingen - Bij gebruik van VKA.

    Consulent vasculaire geneeskunde: sein 4012

    Voor meer informatie: Odin 029942 
    Antistolling, bloedplaatjesremmers en trombolytica: beleid bij bloedingen

  • Bij starten en staken van de behandeling met vitamine K-antagonisten:

Voor meer informatie: 
Odin 022058
Orale antistolling met vitamine K-antagonisten

apotheek.mumc.nl/medicatiewijzer  (ook voor patiënten)

allesoverantistolling.nl  (ook voor patiënten)

Sluit de enquête